Blog

In de klas praten over de dood, hoe doe je dat eigenlijk?

De reclamespotjes van Sire zijn belangrijk, heel goed dat hier aandacht voor is in het drukke alledaagse leven waar het veelal om plezier en ‘leuke dingen’ gaat. ‘Het lijkt nog altijd alsof we de dood buiten het leven plaatsen. We praten er liever niet over of relativeren het verdriet.’ Dit is een stukje begeleidende tekst van Stichting Sire bij de campagne die onlangs startte. En meteen denk ik: ja inderdaad! We plaatsen de dood ook vaak buiten de klas, buiten de school. En boeken en materialen, als ze al op school aanwezig zijn, staan ook vaak letterlijk weggestopt op een stoffige plank naast een verouderde uitgeprinte versie van het rouwprotocol (en natuurlijk is dit echt niet overal het geval). In deze blog geef ik aan wat we in de klas kunnen betekenen rondom de ontwikkeling van het begrip over de dood, hoe kinderen zich ontwikkelen ten aanzien van dit onderwerp en ik sluit af met een aantal praktische tips.  

Boeken en materialen over de dood, staan vaak letterlijk weggestopt op een stoffige plank naast een verouderde uitgeprinte versie van het rouwprotocol.

Kindertijd  

Vaak wordt de dood nog gezien als iets wat niet bij de kindertijd hoort: een onderwerp waar we kinderen nog niet mee mogen confronteren. En daar laten we een gigantische kans liggen om voor de komende generaties een verschil te gaan maken. Want juist door dit onderwerp als een onderdeel van het leven te zien, en dus ook als onderdeel van de klas, leren we kinderen dat er over dit onderwerp gepraat, nagedacht en gespeeld mag worden. Dat het niet eng of alleen voor oude mensen is. Dat er vragen gesteld mogen worden, en dat volwassenen ook niet altijd het goede antwoord hebben. Maar dat je de vragen die je hebt wel altijd mag stellen. En dat we de realiteit niet proberen te verzachten. Kinderen verdienen het om serieus te worden genomen.

De dood is ook een onderdeel van de klas.

Ontraadselen  

Buiten dat kinderen even sterk rouwen als volwassenen, iets wat nogal eens onderschat wordt, is er nog een hele belangrijke overeenkomst tussen kinderen en volwassenen: we onderzoeken beiden de dood. We herijken op bepaalde momenten in ons leven wat we weten, plaatsen dit in onze ontwikkeling en proberen dit ongrijpbare onderwerp te ontraadselen. Geen gemakkelijke klus. Bovendien komen er emoties bij kijken en hebben we steeds meer ervaring met dierbaren die doodgaan. Wanneer kinderen in een nieuwe ontwikkelingsfase terecht komen, hebben ze een andere invalshoek om de dood te bekijken, te snappen en te bevragen. En wanneer ze weten dat het een taboevrij, open benaderbaar onderwerp, is zullen ze dit ook blijven doen: elke keer vanuit hun perspectief van dat moment. Zo groeit het begrip met hen mee.

Een overeenkomst tussen kinderen en volwassenen is dat we beiden proberen de dood te ontraadselen. We herijken op bepaalde momenten in ons leven wat we weten, meemaken en vanuit welk perspectief we daarnaar kijken.

Leren lopen  

Manu Keirse legt uit dat leren over de dood eigenlijk net is als leren lopen. Als we een baby rechtop zetten, zijn beide handjes vasthouden en de beentjes bewegen om te lopen, dan lukt het lopen toch nog niet. Hoe vaak we het ook proberen: lopen zal pas lukken als het lichaam er rijp voor is. Wel is het belangrijk dat de spieren geleidelijk worden geoefend tot het moment van lopen. Zo werkt het ook met wat kinderen over de dood begrijpen. Dat heeft eveneens te maken met ontwikkeling, rijping en trainen. Dat kunnen we doen door de dood als een open onderwerp te benaderen, er regelmatig over te praten en kinderen te laten voelen dat er geen taboe rust op dit onderwerp.  

‘Leren over de dood kun je vergelijken met leren lopen: het heeft te maken met ontwikkeling en rijping.’

Manu Keirse

Rolmodel  

En precies voor die open taboevrije benadering van de dood, ligt een belangrijke rol voor leerkrachten: de personen die voor een warme en veilige sfeer zorgen in de klas. Dat is de perfecte basis voor leren over de dood en ervaren dat dit onderwerp een onderdeel is van het leven, in plaats van iets engs waar je pas mee te maken krijgt als je oud of ziek bent. Onze houding ten aanzien van de dood en hoe we reageren op bijvoorbeeld situaties wanneer dit onderwerp ineens ter sprake komt, is van belang voor de kinderen van nu; de volwassenen van later.  Wanneer wij laten zien dat het een onderwerp is dat we besproken mag worden, leren we kinderen dat het bij het leven hoort. Verhalen mogen worden gedeeld en vragen kunnen worden gesteld. Veilige omgeving van de klas geeft ook de gelegenheid aan kinderen om te kunnen aangeven wat ze zelf willen: bijvoorbeeld wanneer ze een dierbare verliezen. Ze voelen zich dan serieus genomen.

De klas als warme, veilige plek met de leerkracht als rolmodel vormt een goede basis voor het leren over de dood.

Ontwikkelingsleeftijd  

Gesprekken over persoonlijke ervaringen, emoties die hierbij komen kijken, vragen over zingeving: ze kunnen allemaal een onderdeel zijn van leren over de dood. Dit hangt ook nauw samen met de ontwikkelingsleeftijd van een kind. En wanneer jij als leerkracht weet hoe kinderen zich globaal ontwikkelen ten aanzien van dit onderwerp, sterkt het je in hoe je reageert. Ik weet zeker dat je dan extra aan staat voor aanhaakmomentjes die zich soms spontaan voordoen in de klas om dit onderwerp ruimte te geven. En bedenk ook: kinderen hebben van nature de behoefte om meer te leren over dit onderwerp. Ik zal per ontwikkelingsfase een aantal herkenningspunten beschrijven ten aanzien van het leren over de dood. Natuurlijk verschilt dit per kind en spelen ook de persoonlijke levens-veranderende gebeurtenissen die kinderen meemaken hierbij een rol.  

Baby’s en peuters  

Het is een misvatting te denken dat deze kinderen te jong zijn om iets te merken. Hele jonge kinderen voelen dat er een verandering is door de mensen om hen heen. Ze ervaren veranderingen in hun omgeving vooral zintuigelijk. Sfeer, geur, stemmen en lichamelijk contact zijn van groot belang. 

´Een jongen van 1 jaar staat in zijn box naast het bed waarop opa opgebaard is, af en toe zwaait hij naar opa. De jongen is veel stiller dan anders.

Groep 1 en 2 

Kinderen in de kleuterleeftijd begrijpen het verschil tussen leven en dood, maar de onomkeerbaarheid van de dood is nog moeilijk voor deze leeftijdsgroep. Ze denken dat je bijvoorbeeld even dood kunt zijn. Vaak denken kinderen nog enkelvoudig en hebben moeite met toepassen van het geleerde of de ervaring in andere situaties. Tijdens deze fase zullen kinderen steeds meer overgaan naar het inductief denken: een kind waarvan de oma is overleden zal kunnen begrijpen dat ook andere oma’s overleden kunnen zijn. Daarom is het ook zo belangrijk dat kinderen verhalen delen in de kring. Een ander belangrijk kenmerk in deze fase is het magisch denken.  

‘Juf, we spelen doodje.’

Groep 3 tot en met 5  

Kinderen in deze leeftijd begrijpen steeds beter wat dood zijn betekent. Dit betere begrip kan ook leiden tot angstgevoelens. Kinderen in deze leeftijd denken nog veel fantasievol: bijvoorbeeld over hoe de hemel eruit ziet. Omdat kinderen nog niet precies weten hoe het zit en nog niet alle vaardigheden bezitten om te redeneren en te praten over de dood, vullen ze wat ze niet weten met fantasie. Daarom is eerlijke en duidelijke informatie heel belangrijk. Kinderen in deze leeftijd stellen vaak feitelijke en verhelderende vragen om die informatie te verzamelen.  

Op een briefje schreef een jongen van acht jaar: ‘Ik ben bang dat ik doodga’  

Groep 6 tot en met 8  

Ze zeggen weleens dat zo rond de negen jaar de buitenwereld binnenkomt. Dat zie je vaak terug in de houding van kinderen en de groei naar zelfstandigheid. Wanneer kinderen persoonlijk verlies hebben meegemaakt kunnen ze schuilen voor verdriet door het vertonen van onafhankelijk en stoer gedrag. Kinderen willen op deze leeftijd niet extra opvallen en houden hun gevoelens vaak voor zich. De kinderen beseffen dat de dood iedereen kan overkomen en ze kunnen redeneren over een overlijden en betrekken dit op hun eigen situatie. Waar kinderen in deze leeftijd over nadenken heeft vooral betrekking op het nu: het is nog moeilijk om lange-termijn na te denken.  

Jongen van 9 jaar: ‘De papa van Tim is doodgegaan, hij was 47 jaar, hoe oud ben jij papa? ‘ 

Vanaf groep 8 en voortgezet onderwijs  

Vanaf twaalf jaar start het losmakingsproces: jongeren willen steeds meer controle over hoe ze overkomen op anderen. Dit uit zich ook in het niet altijd willen laten zien van emoties en gevoelens.  Wanneer ze verlies meemaken willen ze hun omgeving hier liever niet mee lastig vallen. Praten met een steungevende volwassene buiten het gezin (denk ook hier aan de belangrijke rol van mentoren en docenten) kan op bepaalde momenten fijn zijn. Jongeren kunnen in deze ontwikkelingsfase ook meer nadenken over het zingevende aspect van de dood.  

Jongen van 14 jaar: ‘Ik ben niet bang voor de dood, ik geloof dat we elkaar weer gaan zien.’ 

Praktische tips:

  • Gebruik het woord dood, en probeer dit niet te vervangen door ‘zachtere’ woorden als overleden, heengegaan. Woorden naast elkaar gebruiken en verduidelijken kan natuurlijk wel, dit helpt kinderen om kennisschema’s aan te leggen rondom dit onderwerp.  
  • Probeer eens te volgen hoe vaak kinderen zelf over de dood beginnen of een onderwerp dat hiermee samenhangt. Het zal je verbazen hoe vaak dit onderwerp vanzelf al ter sprake komt. Vanuit hun eigen ontwikkelingsbehoefte en het persoonlijk verlies dat kinderen zelf hebben meegemaakt komt dit onderwerp je klas al binnen.  
  • Wees niet te bang om iets verkeerd te zeggen en geef jezelf denktijd, net zoals je jezelf ook bij andere lesgebieden tijd geeft om jezelf te ontwikkelen. Dat mag ook rondom dit onderwerp.
  • Onthoud dat de ruimte voor het stellen van vragen nog veel belangrijker is dan de goede antwoorden. Soms hebben we die antwoorden ook gewoon niet. Kinderen die een Rouwpaspoort hebben, kunnen de vragen die ze hebben hier in opschrijven. Eventueel kun je er dan op een later moment op terugkomen.
  • Gebruik een starter om dit onderwerp een plek te geven in de klas. (Denk aan een gedicht, verhaal, prentenboek of quote).
  • Ga op zoek naar aanhaakmomentjes: momenten die je de gelegenheid geven om de dood, rouw, verlies en verdriet bespreekbaar te maken (dit kunnen momenten zijn die door de kalender worden gegeven, onderwerpen die voorbij komen in de methode, of een persoonlijke ervaring/levensverhaal van een kind).